zondag 19 juni 2011

Op een mooie Pinksterdag

Lawaai, drukte en de bedwelmende geur van smoutebollen en braadworsten. Ik haat het, mijn kinderen zijn er dol op. "Wanneer gaan we nu naar De Sinksenfoor? Straks is hij alweer weg en zijn we wéér niet geweest, zoals vorig jaar!", zegt mijn oudste net iets te beschuldigend. Ik besluit om deze keer niet uit (lees: af) te stellen maar het monster wel stante pede en dapper tegemoet te treden.
Even later zitten we in de auto, al een half uur naarstig op zoek naar dat éne lege parkeerplaatsje. "Ooh, zalig, ik ruik ze al, de smoutebollen!" roept mijn oudste voor de vierde keer op rij terwijl ze het raampje nog wat verder opendraait". "En ook suikerspinnen!" roept de middelste na. De jongste wipt vrolijk op en neer op de maat van de kermisbeats. Als er plots een auto wegrijdt, en het de 4x4 voor me net niet lukt om zich in het vrijgekomen plaatsje te wurmen, weet ik dat rechtsomkeert maken er niet meer inzit.
Op het terrein  is het over de koppen lopen, zigzaggen tussen tweelingbuggy’s met jengelende baby's, frieten etende bierbuiken, platgetrapte hamburgers, en hier en daar een meelijwekkende pitbull. Even dwalen mijn gedachten af  naar mijn kindertijd. Ik was net geen 10 en trok met mijn trouwe viervoeter naar de plaatselijke dorpskermis. Ik zag het al helemaal voor me. Ik zou die vervelende  jongens bij de botsauto's wel eens een lesje leren. Ik had nu immers een hond. Een boxer nog wel. Maar het beest in kwestie, dat er gevaarlijker uitzag dan het in werkelijkheid was, kreeg op een halve kilometer van het gedreun een paniekaanval en liep hard weg. Ik vond hem pas uren later terug. Bibberend in het tuinhuisje van de buren. Sindsdien heb ik altijd medelijden met honden op kermissen. …“Dierenbeul" zeg ik net luid genoeg. Snel lopen we voorbij zodat de eigenaar van de pitbull, die eruitziet als een frequente kermisbezoeker, niks kan terugzeggen
De paniek mij om het hart. Stel dat ik één van mijn kinderen uit het oog verlies? Ik kribbel mijn telefoonnummer op hun handjes terwijl ik boven het lawaai uitroep: “ALS JULLIE ME KWIJT ZIJN MOGEN JULLIE NIET MET VREEMDE MENEREN OF MEVROUWEN MEEGAAN HOOR, MAAR WÉL VRAGEN  DAT NUMMER TE BELLEN!” Ze staren me onbegrijpend aan met die grote ogen van ze en vragen alleen maar: "WANNEER KRIJGEN WIJ NU SMOUTEBOLLEN?", "JA, OF EEN SUIKERSPIN?". “Eerst even in de molentjes" mompel ik . "Want anders gaan jullie KOTSEN!".
Het ene moment zien mijn lede ogen hoe de beurs slinkt. Het andere moment schieten ze vol als ik die lachende gezichtjes zie, naar hen terugzwaai en even later hoor hoe leuk het was in de brandweerauto of op de paardjes.
Op naar de eendenkraam. Nadat ze elk tien exemplaren hebben gevangen mogen ze iets kiezen. Zoals altijd uit de onderste rij. Maar ze willen iets uit de bovenste rij. U weet wel waar ik het over heb. Ze willen altijd iets uit de bovenste rij. Maar ik heb maar 5 euro per kind betaald, dus smoor ik snel het akkefietje in de kiem en vraag luidkeels : “HEEFT ER IEMAND ZIN IN SMOUTEBOLLEN OF EEN SUIKERSPIN?”  “JAAAA!” Roepen de oudsten in koor, terwijl ze alsnog akkoord gaan met een trompet en een beer uit de onderste rij. Oef. De jongste wipt  bij wijze van antwoord net ietsje sneller op en neer dan de kermisbeats. Voor eendjes vangen is ze nog te klein. De eenden zouden al gauw tussen de platgetrapte hamburgers belanden. Maar de suikerspin gaat er wel in. Evenals de smoutebollen. Zij smullen. Ik smul. Plakkende handen, poedersuiker overal. Ach wat, het hoort er allemaal bij. En een smoutebol maakt veel goed.

donderdag 9 juni 2011

Hormonale flipperkast

Normaal heb ik er niet zoveel last van. Mijn homonenspiegel was altijd nogal stabiel. Op een maandelijkse chocolade-uitspatting en een klein ingehouden snauwtje naar mijn Liefde na, viel het allemaal vrij goed mee. Ik heb nochtans het gevoel dat het met de jaren erger wordt. Of is het misschien de menopauze die zich (uiteraard) veel te vroeg aankondigt?
Vandaag was het weer zo'n 'heerlijke' dag. Opstaan is beginnen aan een dubbele iron lady. Hoofdpijn, buikpijn en vooral een allesverlammende moedeloosheid. Ik kan maar één ding denken als ik me op m'n dagplanning concentreer: ik heb er zóóóó géééén zin in vandaag. Bweurk. "Ik meld me ziek en blijf in bed", denk ik. Maar wie brengt de kinderen dan naar school? Wie belt mijn cliënten af? Welke collega kan mijn werk overnemen? En weer een teamvergadering missen? Neen, dan toch maar opstaan en eraan beginnen. (Damn, dat plichtbewustzijn altijd!) Mezelf erdoorheen slepen is de enige optie. Mijn haar wassen? Foert, dan heb ik maar een vettige kop. Mijn benen ontharen? Ik trek wel een makkelijke broek aan. En ach, dan heb ik maar wallen, en dan zie ik er maar moe en afgepeigerd uit. Wie kan het schelen?  Ik moet tenslotte toch nooit meer een man aan de haak slaan.
Het groot stuk chocola bij het ontbijt brengt iets of wat verlichting en de daaropvolgende dikke plak peperkoek met goede boter nog een beetje meer. "Ik zou beter yoghurt eten, met een kiwi of zo", denk ik terwijl ik gemorste melk opveeg met m'n ene hand en met m'n andere hand mijn Bloemen voorzie van ontbijtgranen terwijl ik het bijgeleverde gadget angstvallig verborgen tracht te houden ter preventie van ruzie.
Natuurlijk heb ik wind tegen bij het fietsen. En natuurlijk hebben ze het gadget toch nog ontdekt en kibbelen ze de hele weg naar school over wie het mag hebben en in plaats van wat. Ze hebben het ook koud en ze hebben ook nog dorst en ze willen ook niet naar de nabewaking en ik zeg alleen maar: "WAT? IK VERSTA JULLIE NIET MET DIE HARDE WIND!"
Eenmaal op het werk wordt het niet beter. De koffie is te sterk, de vergadering te vervelend, de koekjes te uitgedroogd, de cliënten te zeurderig, de dafalgan niet sterk genoeg, het ecologisch toiletpapier te ruw, de e-mails te moeilijk om meteen te beantwoorden, de to do stapel te overwoekerd. Gelukkig zijn mijn collega's nog lief. Wat zou ik zijn zonder hen.

woensdag 8 juni 2011

Tijdbom

Ik was eens vroeg gaan slapen. Heel uitzonderlijk in mijn geval. Ik rek de dag meestal  tot hij knapt als een te ver uitgetrokken elastiekje. Ik was net in een zwoele slaap gevallen. Je kent het wel, zo’n comateuze toestand waardoor je 's morgens opstaat met de ogen van Annemie Neyts.
Plots schrik ik wakker. Paniekerig en badend in het zweet . 00:00. Ik hoorde ze al in mijn spannende droom (een wilde politieachtervolging met mijzelf  in de hoofdrol), maar het geluid loeit nu opdringerig de slaapkamer binnen. Zijn het wel politiesirenes? Of ziekenwagens? Neen, het zijn brandweerwagens!  En niet twee of drie, neen, wel vijftien! Jezus nog aan toe, nu zijn het er al twintig! En nog één en nog één en nog één.... Ik slik. En ik ruik brandlucht, of zo lijkt het toch. En hoor ik nu ook schreeuwende mensen?
Het eerste wat er in mijn hoofd opkomt is: KERNRAMP. Snel en luidruchtig wek ik mijn echtgenoot en deel hem het afschuwelijke nieuws mee. Ik wil al bijna de jodiumpillen zoeken en maatregelen treffen om mijn kinderen te evacueren naar familie in het buitenland (want ik ga echt niet tussen de spinnen in onze vuile kelder zitten) ... tot hij verveeld zegt  "Het is vast weer zo'n fabrieksbrandje", en zich weer omdraait. "Of een gasontploffing hier ergens ver vandaan”, mompelt hij nog na en dan hoor ik enkel nog zijn irritante gesnurk, en verder niets meer.
"Mama moet nu naar het nieuws kijken!”, roep ik  's morgens tegen mijn dochters terwijl ik hen wegduw van de computer die ze al sinds 6:00 bezet houden. En plots wordt het me duidelijk. Natuurlijk! Hoe had ik het kunnen vergeten? Voetbal!  En dat in combinatie met Noord-Afrikaanse heethoofden, alcohol die ze volgens hun godsdienst niet mogen drinken in bars waar ze volgens diezelfde godsdienst evenmin mogen komen en… "Borgerhout". Is er nog een betere reden om de boel eens lekker te laten ontploffen?
Hoe begint zo'n keetschopper daar dan aan, vraag ik me af. Zegt hij tegen zijn vrienden boelmakers: "Mannen, de wedstrijd is gedaan, we gaan nu eens lekker een paar stenen gooien naar onschuldige lijnbuschauffeurs, geparkeerde auto's vernielen en angstige politieagenten intimideren! Kom op, het leven is veel te kort om u al neder te vleien naast uw gewillige vrouwen!" En roepen de anderen dan: "Ja man, geweldig idee, Borgerhout is aan ons, laat ze maar komen die flikken!"  Maar denken ze dan ook: “Laten we daarmee dan ineens nog wat koren op de molen van extreem rechts smijten en onze complete gemeenschap voor de komende tien jaar weer eens met de grond gelijk maken!"
Neen, natuurlijk niet. Want het zijn jonge gasten, slachtoffer van hun argeloze opvoeding, een resem uitgebluste leerkrachten, racistische buren en de uitzichtloze werkloosheid. Ze hebben niets beters te doen dan de hele dag agressie te cultiveren. En weet u wat vreemd is? Hun zussen, nochtans evengoed slachtoffer, doen dat niet. Neen, die zitten braafjes boven hun studieboeken, maken heerlijke tajines en doen gehoorzaam hun hoofddoekje op als men het vraagt. (“af” is een andere kwestie).  En het is u misschien nog niet opgevallen maar deze meisjes spuwen ook nooit in trams of op de openbare weg.
Het euvel haalde het avondnieuws. Borgerhout is natuurlijk altijd dankbaar wat dat betreft.
"Eén meerderjarige moet voor de correctionele rechtbank verschijnen en één minderjarige voor de jeugdrechter... Zo, en nu tijd voor voetbal...", vervolgde het nieuwsanker.
En daarmee is de kous alweer af. Geen imam die de rellen scherp veroordeelt, geen verongelijkte  Marokkaanse vader die om vergeving vraagt, geen vakbondsvertegenwoordiger die oproept tot een hardere aanpak van de criminaliteit. Zelfs geen lang vergeten Vlaamsbelanger om te fulmineren tegen het politieke establishment.  Wel de zoveelste rel, als smeulend hete as onder  A mat geveegd.

zondag 5 juni 2011

Ontsnapping uit Kabouterland

"Ik moet maar eens dringend naar mezelf op zoek gaan", zei de vrouw. Ze doorsnuffelde de strijkstapel, inspecteerde de overvolle buffetkast die al jaren niet meer dichtging, keek onder het stoffige tapijt, en zocht voor alle zekerheid ook eens tussen de plakkende lolly's en volgesnoten zakdoekjes in haar handtas. Niets. "Waar heb ik mezelf toch gelaten?" vroeg ze zich af.
In feite draaide alles al jaren maar om één ding. Kinderen. Eerst 10 jaar om zichzelf ervan te overtuigen dat ze die echt wilde. En de daaropvolgende jaren waren verdwenen als sneeuw onder de zon der moederschapsgeneugten.  Kinderen hier, kinderen daar en kinderen overal. En dat in drievoud. Op zich wel een leuke vervullende, of moeten we zeggen, vervuilende bezigheid. Ware het niet dat Kabouterland ook zijn beperkingen kende. En die voelde de vrouw maar al te goed aan. (Bij het verschonen van de 7642ste poepluier bijvoorbeeld, of na het overdreven bewieroken van de 543ste kindertekening, en al zéker na die weerzinwekkende droom de nacht vooraf waarin ze werd verzwolgen door een reuzengrote Bumba met uitpuilende ogen en vieze stinkbek... En haar nachten waren al zo kort)
De vrouw liep naar de veertig dus op zich was het niet zo abnormaal dat zulke existentiële vraagstukken haar plaagden.  Haar vorige soortgelijke crisis dateerde van tien jaar geleden, toen de kaap van de dertig schrikwekkend dichterbij kwam en ze het even allemaal niet meer wist. Totdat ze plots(klaps) toch zwanger werd, en een mamablog begon. En dacht daarbij zichzelf gevonden te hebben. Maar ja, na nog eens 10 jaar was het voor haar zo helder als een lentehemel na een lange druilerige winter. Ze moest iets anders doen. Echt iets voor zichzelf dit keer. Geen naailessen om meisjesjurkjes te leren maken. Geen oudervereniging omdat die fantastische school ouderparticipatie zo belangrijk vindt. En ook geen mindfullnesscursus omdat het hip is en je het 'echt moet gedaan hebben'.
Nu kan u zich wel voorstellen dat 6 jaar in de isoleercel van Kabouterland niet bepaald een boost is voor uw zelfvertrouwen. Dat voelde de vrouw ook al meteen nadat ze de inschrijvingsmail had gestuurd. "Wat denk je wel? ", riep het gemene heksenstemmetje in haar hoofd. "Je denkt toch niet dat die huis- tuin- en keukenbrouwsels van jou ook maar iéts om het lijf hebben, laat staan in de buurt komen van het literaire genre 'Column'? " "Nee, natuurlijk niet", antwoordde de vrouw. "Maar ik moet toch ergens beginnen? En daarbij...", diende ze de heks nog moedig van repliek, "vroeger schreef ik best aardig, althans volgens mijn leraar Nederlands die wel eens durfde weg te lopen met één van mijn verhandelingen. Ja ja, echt waar!" De gemene heks gniffelde en mompelde nog iets na in de trant van: "Je zal wel zien dat ik gelijk krijg!". Maar de vrouw hield voet bij stuk. Ze zocht nogmaals in haar plakkende handtas -naar haar creditkaart ditmaal- en schreef  koppig de 120 euro cursusgeld over. Waarna ze de eerstvolgende kinderkrabbeltekening negeerde, haar stinkende baby voor de TV plantte en begon te schrijven.

dinsdag 31 mei 2011

Pijn

Laatst fietste ik met mijn met Bloemen volgeladen bakfiets door de stad. Het zonnetje scheen, er stond weinig wind en ik werd eens een keertje niet van mijn sokken gereden door zigzaggende lijnbussen aan 80 km per uur. Ik zag zelfs geen  tegenligger in de éénrichtingstraat die ik in tegenrichting doorfietste. De Bloemen keken vredevol en zachtjes neuriënd rond vanuit hun bak. Ze waren blij dat ze naar school mochten. Ze hadden zowaar mekaars handje vast  (maar dat kan ik me ook verbeeld hebben). Kortom: een moment zoals je het maar één keer per schrikkeljaar meemaakt.
Plots verschijnt er van achter het hoekje een andere moeder, duidelijk afgeleefd, buggy nors voor zich uitduwend en geflankeerd door 3 levendige kleuters. Kleuters die niets anders deden dan levendig zijn. En ook wel een beetje tegen elkaar aanduwen en trekken. Irritant doch normaal gedrag voor hun leeftijd dus. Maar dat was blijkbaar teveel voor de norse afgeleefde moeder, kon ik opmaken uit de hysterische commando's en dito snauwen die ze haar kinderen toewierp. En alsof dat niet genoeg was, zag ik haar even later ook nog ééntje bij zijn nekvel grijpen en haar vlakke hand in het gezicht van het ongelukkige ventje petsen. Zomaar! Expres! Het kind kon nog geen 3 jaar oud kon zijn en begon natuurlijk te huilen van de pijn.
Op zo'n momenten voel ik de agressie als vulkanisch magma in me opborrelen. Ouders die hun kind slaan, het is iets wat ik niet kan begrijpen, horen, laat staan zien gebeuren. Ja ok, ook ik heb me wel eens bezondigd aan een pedagogisch tikje op het moment dat ze met hun mollige handje naar de gloeiend hete oven reiken, of vlak voordat ze een fles bleekwater aan hun mond willen zetten. En ik geef toe, soms... neen,  eigenlijk vrij vaak,  moet ik ook tot 10 tellen en iets anders met mijn handen gaan doen ter preventie van erger. Zo heb ik al eens een sigaret opgestoken, of de radio oorverdovend luid gezet, of een DVD doosje wild door de de kamer gesmeten, of  godbetert, een breiwerkje ter hand genomen. Maakt niet uit op zo'n moment. Alles is beter dan je kind slaan, toch?
Maar daar fiets je dan, en eigenlijk wil je stoppen en tegen die moeder zeggen dat dat verkeerd is, je kind slaan. Het ventje vastpakken en een kusje geven en ach ja, waarom niet, mee naar huis nemen en een groot stuk chocola geven om hem te troosten. Maar je doet het niet. Neen, je draait je hoofd om en fietst door. En even later vraag je aan je kinderen: "Doet mama dat ook wel eens, zo boos worden? "  "Ja heel soms wel, maar ons kletsen heb je nog niet gedaan", zeggen ze, waarna ze zachtjes verder neuriën. Nog niet, onthoud ik, ... nog niet.

zaterdag 28 mei 2011

Wat ik nu allemaal heb en vroeger nooit dacht te krijgen

  1. Wallen onder mijn ogen
  2. Een grijze bles
  3. Gehoorschade gepaard gaande met selectieve doofheid
  4. Pijnlijk korte nachten
  5. Nog bredere heupen
  6. Soms 3 weken geen seks
  7. Kinderfoto's op mijn bureau
  8. Kinderfoto's op mijn gsm
  9. Kinderfoto's in mijn agenda
  10. Kinderfoto's aan de muur
  11. Kinderfoto's op facebook
  12. Een mamablog met... kinderfoto's
  13. Stapels, overal en altijd en van vanalles
  14. Hele lunchgesprekken met collega's alleen maar over slaaptechnieken, eetproblemen, driftbuien en de beste billendoekjes op de markt.
  15. Een monovolume vol kruimels, beschimmelde broodkorsten, in de bekleding plakkende kauwgums en half leeggedronken drankbricjes
  16. Een 'hoek' om stoute kinderen in te zetten
  17. Spontaan tranende ogen
  18. Een hart dat veel te snel verweekt
  19. De woorden "als ge geen kinderen hebt kunt ge er niet over meespreken"

woensdag 18 mei 2011

Cinema op de tandartsstoel

Een tandartsbezoek is nimmer en voor niemand een pretje. Nu ben ik niet het type dat een paniekaanval krijgt alleen al bij de gedachte aan het zacht doch indringend gezoem. Noch de stoel, de lamp of zelfs het gekeuter van de tandartshaak boezemen mij échte angst in. Neen, ik ga zelfs rustig en cool naar mijn afspraak. Na vijf grondige toiletbezoeken en mezelf toesprekend dat het over een uurtje alweer voorbij is. Niet dat ik het, zoals mijn Bloemen, beschouw als een leuk en spannend uitje. Dat nu ook weer niet. Tja, want zij vonden het wel érg bijzonder. Niet in het minst omdat ze van de tandarts naar De Kleine Zeemeermin mochten kijken tijdens de werken. Door zo'n coole sci-fi bril nog wel. En een cadeautje mochten uitkiezen als beloning voor het niet slaken van angstkreten. En zelfs drie keer hun cadeautje mochten omruilen omdat het eigenlijk toch niet naar hun zin was.

"Mag jij dan ook naar 'De Kleine Zeemeermin' kijken?" vroeg Grote Bloem. "Ik denk dat dat alleen voor de kindjes is.", antwoordde ik al lachend bij het idee alleen al. Groot was mijn verbazing dan ook toen de tandarts, voordat hij de spuit in mijn kaak wilde planten, vroeg of ik zin had in een filmpje. "Neu", zei ik dapper, "het lukt zo ook wel hoor". En toen plantte hij dus die spuit in mijn tandvlees. En  kromde ik even mijn tenen (wat hij in geen geval kon gezien hebben!). En daarna begon hij een klein beetje te boren en stelde hij wederom de vraag, maar dan iets kordater. Ik twijfelde en lachte wat zenuwachtig en hoorde mezelf antwoorden:"Ach ja, als je iets anders hebt dan de Kleine Zeemeermin, waarom niet?" En zo kwam het dat ik de eerste 20 minuten van de film Cellular zag als een echte Geordi La Forge met opengesperde mond, gekromde tenen en gebalde vuisten.

dinsdag 17 mei 2011

Wolken

Alles vervliegt
stukjes van dagen, blikken van mensen
wolken laten zelfs geen sporen na. Neen, ze lossen op.


Als wolken, wattig en vochtig
als miljoenen kleine druppels vallen we zacht
of hard en onbegrijpelijk vaak


Alles vervliegt
dissolvant voor de tijd, ether voor het niets
en onze handen en geesten doen zo hun best.  Graven naar herinneringen


Terwijl


Het volle verstand het weet
dat we met zovelen zijn en altijd weer met niemand
en achterblijven om te gaan


Alles vervliegt
omdat we bestaan



zondag 15 mei 2011

En toen werden we een schema...


"Waarom wordt dat kind ( Kleine Bloem, 4 jaar ) niet gek van zichzelf?", vroegen we ons al geruime tijd af, het einde van ons Latijn nabij. Waarom loopt ze de hele tijd boos, zeurderig, aandachtszoekend en dramaqueenerig door het huis te mokken? Waarom zijn haar eerste woorden aan tafel altijd: "Ik lust dat niet, ik heb dohooorst" om dan boos haar bord van tafel te schuiven, zodat onze gezinsmaaltijden steeds weer uitdraaien op oorlogen. En waarom praat ze ons na en lacht ze ons uit als we haar een standje geven (een perfecte nabootsing van de wijzende vinger incluis)? En waarom moeten we haar zo wat elke dag wel minstens één keer afzonderen om af te koelen en haalt het niks maar dan ook niks uit, behalve dat ze soms ook naar ons uithaalt? En waarom, o waarom is ze op school de liefste, de flinkste, de meest oplettende kleuter van de hele klas,  eet ze altijd braaf haar boterhammen op en zoekt ze nimmer ruzie met niemand?
Zou ze misschien wat meer structuur nodig hebben, vroegen we ons af? Moeten we het leven niet wat voorspelbaarder voor haar maken, stelden we ons de vraag?  En dan gaat een mens zich buigen over schema's en pictogrammen. Toegegeven, niet uit volle overtuiging, maar eerder uit pure wanhoop. Gedaan met plotse ingevingen en impulsieve beslissingen en kies maar zelf houdingen. Neen, een strak schema: hoe verloopt een week? Wat zijn de vaste, steeds terugkerende momenten? Wat verwachten we van haar, en van de andere Bloemen, én van onszelf? Ok, elke dag op hetzelfde uur opstaan dan maar. En gedaan met in de pyama rondlummelen tot de noen in het weekend. Neen, opstaan, meteen aankleden en eten! Op vaste momenten in bad, TV kijken of computeren. En niet te vergeten: 2 keer per week exclusieve papa-mama tijd. Minstens.
Het ziet ernaar uit dat wij harder zullen moeten werken dan zij.